Psalm 48 Magnus Dominus – Groot is de Heer
Blad: 60r
Lees:
Opschrift in rode letters op de vorige bladzijde: Een lied van een psalm. Voor de zonen van Core. Op de tweede zaterdag. Berispt de rijke, die in de dood afdaalt naar de onderwereld.
Bid: Vers 1-3
Kijk:
Bij deze psalm heeft de kunstenaar op dezelfde bladzijde twee illustraties gemaakt. Op de eerste zit Christus, als een leraar met de boekrol in de hand, op een wereldbol, die zich op een wolk bevindt, tegen de achtergrond van een gebouwencomplex, waarop een kruis staat. Hij maakt het spreekgebaar in de richting van twee koningen die voor hem staan. Achter de tweede koning drie soldaten die simultaan naar boven kijken; waar kijken zij naar? De kunstenaar heeft van de Heer en de grote koning Christus gemaakt, van Jeruzalem de hemelse stad en van de heilige berg een wolk. Wie zijn de koningen en de soldaten die voor hem staan?
Bid: Vers 4-8
Kijk nog eens:
De twee koningen vertegenwoordigen de koningen die tegen Jeruzalem oprukken. Bij het zien van de stad zijn zij, volgens de Latijnse versie, op de eerste plaats verbaasd en dan verward en bewogen. Het zijn de soldaten in het beeld, die met verbazing naar de stad kijken.
Kijk:
In het tweede beeld zien we een onstuimige zee een stad en een berg omspoelen. Van het schip is de achtersteven afgebroken; het losgeraakte roer dobbert rond. Vissen en een inktvis kijken toe. Het is een letterlijke illustratie van de vergelijking die de psalmist maakt om de angst te beschrijven die de koningen overvalt bij het zien van de stad Jeruzalem: Zoals de storm uit het oosten de schepen voor Tarsis treft. Naar aanleiding van dit vers roept de kerkvader Augustinus op om onze zeilen niet langer te richten naar de gunstige wind van wereldse voorspoed, want we lopen het risico te kapseizen. We moeten onze stabiliteit zoeken in de stad van God, zegt hij.
Bid: Vers 9-15
Schrijf: