Psalm 137a Super flumina – Wij zaten aan Babylons stromen

Blad: 152r

Lees:

Opschrift in rode letters: Van David zelf. Klaaglied van Jeremia.

Bid: Vers 1-2

Kijk:

Terneergeslagen zit de psalmist aan de oever van een rivier, die ontspringt onder aan de muren van een stad, waarop haar naam geschreven staat: Babilon. Of zit daar de profeet Jeremia, zoals het opschrift boven de psalm aangeeft? Op beide oevers van de rivier lopen enkele eenden. Aan de takken van de wilgenboom achter hem hangen twee lieren. Het is een letterlijke illustratie van de eerste twee verzen van de psalm. Voor wat er in de psalmist omgaat moeten we terug naar de tekst van de psalm: Wij… dachten aan Sion terug.

Bid: Vers 3-8

In het Getijdenboek (p. 1140) ontbreken de verzen 7-9.

Kijk nog eens:

Naast de psalmist (Jeremia?) zit een jonge man (de psalmist?) die druk in gesprek is met een gewapende man die naar de lieren wijst die in de boom hangen. Achter de man met het zwaard staat enkele mensen op een kluitje. Het zijn ongetwijfeld de Babyloniers: Daar wensten zij die ons hadden ontvoerd, onze gezangen te horen.

Schrijf: