Psalm 128 Beati omnes – Gelukkig die

Blad: 146v

Lees:

Opschrift in rode letters: Zang van de trappen.

Bid: Vers 1-4

Kijk:

Links staat de psalmist met een kruis in zijn hand; waarom draagt hij een kruis? Hij wijst naar twee kinderen met een olijftak in de hand en naar een gesluierde vrouw met een wijnrank in de hand; zij staan samen rondom een tafel. Het is een letterlijke illustratie bij vers 3: Uw vrouw daarbinnen in uw huis is als een rijkbeladen wijnstok. En als olijventakken rondom de stam, zo staan uw kinderen om uw tafel. Het is Augustinus die opmerkt dat het Christus is die in deze psalm gelukkig wordt geprezen en dat zijn vrouw de kerk is. Vandaar misschien het kruis in de hand van de psalmist.

Bid: Vers 5-6

Kijk nog eens:

Rechts zegent de hand van God drie naakte kinderen die zo te zien in het water aan het spelen zijn. Het is een illustratie bij de twee laatste verzen: U zegene de Heer… Moogt gij de kinderen van uw kinderen nog aanschouwen. Een van de kinderen lijkt met een schaal iets op te vangen dat uit de hemel valt; verzamelen zij het manna dat komt uit de hand van God?

Schrijf:

Als we Augustinus volgen in zijn uitleg, dan zijn wij de kinderen van moeder de kerk en van Christus. Wat zeggen die spelende kinderen dan over mij?