Psalm 31b vers 7-19a

Blad: 37v

Bid: Vers 7-12a

Kijk:

Onder een poortgebouw zit Christus op een zetel, vergezeld van twee van zijn leerlingen, alle drie op blote voeten. Christus maakt het spreekgebaar en een van de leerlingen wijst in de richting van wat rechts in beeld gebeurt. Aan de voet van de berg staat een man, die met zijn linkerhand een gebaar maakt. Wie is hij en  wat drukt hij met dit gebaar uit? Vlucht hij weg van Christus? Hij kijkt naar een andere man, die zich helemaal in zijn mantel heeft verborgen en de ogen heeft op geslagen naar de hemel. Wie is hij? Is hij de klagende psalmist?

Bid: Vers 12b-19a

Kijk nog eens:

Terug naar de man aan de voet van de berg. Is hij een van de vijanden, buren of vrienden, die de psalmist in zijn  klacht noemt? De vrienden, die de psalmist op straat ontlopen als zij hem zien, worden door commentatoren wel vergeleken met de leerlingen die het gezelschap van Jezus verlaten, omdat zij aanstoot nemen aan zijn woorden (Johannes 6, 60-67). De man aan de voet van de berg is dan één van hen, die weglopen van het gezelschap van de lerende Jezus.

Schrijf: