Psalm 63 Deus Deus meus – God mijn God

Blad: 74r

Lees:

Opschrift in rode letters op de vorige bladzijde: Een psalm van David toen hij in de woestijn van Juda was.

Bid: Vers 1-5

Kijk:

Rechts staat de psalmist die zijn groot uitgevallen rechterhand opheft. Hij kijkt naar een oudere man met grijze haren en baard en met een aureool om het hoofd, die op een troon zit en zijn beide handen biddend opheft. Deze  kijkt naar de hemel, vanwaar de hand van God met een spreekgebaar naar hem wordt uitgestoken. Wie is hij? Is hij de ik-persoon van de psalm die in vers 5 bidt: Ik zal u prijzen zolang ik leef, mijn handen uitstrekken naar U. Is  hij een priester, die de geloofsgemeenschap voorgaat in gebed? Vgl. Paulus in zijn eerste brief aan Timoteüs (2, 8): Ik wil dat bij iedere samenkomst de mannen met geheven handen bidden, vol toewijding, zonder wrok of onenigheid.

Bid: Vers 6-11

In het Getijdenboek (p. 780) ontbreken de verzen 10-12.

Kijk:

De tweede illustratie biedt een gruwelijk beeld: De soldaten hebben twee mannen onthoofd en de lijken worden aangevreten door een vogel en twee hondachtige beesten. Het is een letterlijke illustratie van vers 11: Zij zullen vergaan door het zwaard, een prooi voor de jakhalzen worden. In de Latijnse versie is sprake van vossen. De vogel is een toevoeging van de kunstenaar.

Bid: Vers 12

Schrijf:

Voor de psalmist is bidden het uitstrekken van mijn handen  naar God. Kijk nog eens naar het eerste beeld: Wat roept dat gebaar bij mij op? Wat gebeurt er met mij als ik vers 11 bid en daarbij naar het tweede beeld kijk?