Psalm 29 Afferte Domino – Huldigt de Heer

Blad: 35r

Lees:

Opschrift boven de psalm en onder aan de vorige bladzijde, in rode letters: Psalm van David bij de voltooiing van de tent/tabernakel na het lijden en de verrijzenis en na de voltooiing van de kerk van Christus.

Bid: Vers 1-2

Kijk:

We kijken naar een enorm gebouwencomplex, dat waarschijnlijk een kerk is. Het gordijn voor de ingang is opengeslagen en  binnen zit Christus op een zetel. In zijn linkerhand heeft hij een boekrol en met zijn rechterhand maakt hij een gebaar (van begroeting?) naar de mensen voor hem. Voor de zetel liggen twee mensen op hun knieën. Eén van hen biedt met bedekte handen een lammetje aan. Van links komen twee mannen aan lopen met een rijk versierde zuil op hun schouders. Wat is daar de bedoeling van? Of is het een reuzenkaars? De man voorop heeft twee brandende kaarsen in de hand. De man achteraan heeft twee lammeren bij zich.

Deze illustratie is alleen te begrijpen vanuit de Latijnse versie van vers 1: Draag aan voor de Heer, zonen van God; draag aan voor de Heer de jongen van de rammen… Vereert de Heer in zijn heilige woning. Dat is wat we hier letterlijk zien gebeuren, zij het dat de Heer hier de gestalte van Christus heeft aangenomen. Tussen de voeten van de man met de brandende kaarsen staat nog een keer geschreven: in zijn heilige woning.

Bid: Vers 3-11

Kijk nog eens:

Is die grote zuil, die de mannen binnendragen, misschien een ceder (vers 5) of een eik (vers 9), die door de stem van de Heer geveld is en gebruikt gaat worden om het heiligdom verder af te bouwen?

Deze tronende Christus kan ook een verbeelding zijn van vers 10: De Heer troont boven het firmament, daar zetelt Hij eeuwig als koning. Het opschrift boven de psalm leest deze woorden als een beschrijving van de positie van Christus na zijn lijden en opstanding.

Schrijf: