Psalm 24b vers 4-10

Blad: 29v

Bid: Vers 4-8

Kijk:

Een jonge en dynamische Christus stapt uit een groene mandorla en staat op het punt de zwaar vergrendelde poorten  van de hel open te trappen. Met zijn gespierde rechterarm hanteert hij de kruisstaf als een wapen. Achter hem verschijnt half een boos kijkende engel, die het spreekgebaar maakt in de richting van een gevleugelde duivel, die zijn rode tong naar de engel uitsteekt. In de met vuur gevulde hel zijn allerlei mensen zichtbaar, van wie de haren rechtop staan. Achter een pilaar staat een gevleugelde duivel die wijst naar de aanstormende Christus. Is de engel met het spreekgebaar degene die in de psalm de aloude deuren uit vers 7 uitnodigt om open te gaan, zodat de Koning der glorie kan binnengaan? De kunstenaar identificeert deze koning met Christus. Wat wordt hier afgebeeld? Hoe komt de kunstenaar op het idee om in de poorten van de psalm de poorten van de hel te zien?

Bid: Vers 9-10

Kijk nog eens:

De kerkvaders verbonden deze psalm met de nederdaling ter helle van Christus, die uitvoerig besproken wordt in het apocriefe evangelie van Nicodemus (hoofdstuk 21 en volgende). De kunstenaar volgt deze beschrijving precies.

In het Getijdenboek (p. 665 en 809) staat boven de psalm een citaat van de H. IreneĆ¼s: Voor Christus, opgestegen van de aarde, gaan de poorten van de hemel open. Hier wordt eerder een verband gelegd met de hemelvaart van Christus.

Schrijf:

In de geloofsbelijdenis staat: Die nedergedaald is ter helle... Kijk nog eens naar het beeld: Wat zegt deze regel uit de geloofsbelijdenis mij?