Psalm 22e vers 20-32

Blad: 28r

Bid: Vers 20-30a

Kijk:

In het laatste beeld bij psalm 22 zien we een jonge Christus tronen op de wereldbol; met zijn linkerhand houdt hij het boek vast. Met zijn rechterhand wijst hij naar en raakt hij de lippen aan van een man met een zwart baardje, die zijn handen uit eerbied met een doek bedekt heeft; wie is hij? Aan de andere kant, alsof hij niet bij het verhaal hoort, staat waarschijnlijk de psalmist te kijken; met zijn rechterwijsvinger raakt hij zijn eigen lippen aan; wat zou dit gebaar betekenen? Is het een gebaar van verbazing? David staat met zijn rechtervoet op een van de mensen, die met bedekte handen aan de voeten van Christus liggen. Zij vertegenwoordigen ongetwijfeld alle landen van de aarde en de stammen en de volken die voor het aangezicht van de Heer neervallen. Christus is hier afgebeeld als de Heer, de heerser over alle naties.

Bid: 30b-32

Schrijf:

Voor de kunstenaar valt de ik-figuur uit de psalm bijna helemaal samen met de persoon van Jezus Christus, een enkele uitzondering daar gelaten. Vind ik mijzelf dan nog terug in de psalm en haar illustraties? Kijk nog eens naar de spotters (a), de kalveren en de stieren (b), de honden (c), de eenhoorn en de leeuw (d). Deel ik de verbazing van de psalmist in de laatste illustratie (e)?