Psalm 22d vers 17b-30a

Blad: 27r

Bid: Vers 17b-19

Kijk:

In de vierde illustratie, die bijna de hele bladzijde vult, is de ik-figuur uit de psalm opnieuw Jezus geworden. Met open ogen hangt hij aan het kruis en kijkt hij naar de twee soldaten, die lachend naar hem wijzen. Van rechts wordt Jezus belaagd door twee dieren. Een eenhoorn staat op het punt hem met zijn hoorn te doorboren; waarom dit mythische dier hier? Aan zijn voeten staat dreigend een mannetjesleeuw; in vers 14 vergelijkt de psalmist zijn tegenstanders met een leeuw: bloeddorstig brullend als een leeuw. Boven het kruis zweven twee engelen, die hun handen bedekt hebben met een doek. Tussen eenhoorn en leeuw staat een kelk. Waarom staat die daar? In het onderste register houden twee zittende mannen het uiteinde van het gewaad van Jezus vast. Links heft de man een mes, waarschijnlijk om het kleed in tweeën te delen. De man rechts wijst naar zijn hoofd, lijkt het wel. Dit beeld lijkt beïnvloed te zijn door het evangelie volgens Johannes (19, 23-24), waar de soldaten met elkaar overleggen over het onderkleed van Jezus; zij besluiten om het niet te scheuren maar om het te verloten.

Bid: Vers 20-30a

Kijk nog eens:

In vers 21 en 22 komen de tanden van de honden, de leeuwemuil en de buffelhorens uit de beelden weer terug. Overigens spreekt de Latijnse tekst niet over buffelhorens maar over de hoorns van de eenhoorns. Dat verklaart de aanwezigheid van de eenhoorn. Voor Augustinus is de eenhoorn een symbool van trots.

Schrijf: zie psalm 22e.